Familie
Eind april heb ik deelgenomen aan het voorbereidingsweekend van World Servants en hun partnermeeting. Wat was het goed om met zo’n enthousiaste en gemoedelijke groep mensen samen te zijn. Mensen die graag anderen, ver weg en dichtbij, tot zegen willen zijn. Eén van de onderwerpen die we bespraken is: Waarom moeten we ons bekommeren om degenen die lijden?
Er zijn veel antwoorden op deze vraag. We kunnen het doen uit compassie, om ons beter te voelen, om ons niet langer ongemakkelijk of lastiggevallen te voelen of om goed over te komen in de publieke opinie (of misschien heb je zelf nog een heel ander antwoord).
We hebben vaak de neiging om de wereld om ons heen in hokjes te verdelen. Om mensen onder te verdelen in groepen. Bijvoorbeeld in Europeanen, Afrikanen en Aziaten. Of we maken onderscheid tussen mannen en vrouwen, tussen Brazilianen en Nederlanders, tussen blanken en zwarten, rijken en armen, analfabeten en geletterden, of tussen mensen met een praktisch beroep en anderen die meer theoretisch werk doen.
Deze onderverdeling zorgt voor verschillende leefwerelden, waarin we eigenlijk alleen gelijkgestemden tegenkomen. We voelen ons al snel ongemakkelijk als we in een leefwereld terecht komen waar we niet bekend mee zijn. Het maakt ons koel en afstandelijk tegenover mensen die anders leven of anders denken. Sommige mensen gaan zelfs zo ver dat ze beweren dat deze afstand nodig is om zichzelf of de eigen cultuur te beschermen.
Ook als mensen het zichtbaar slechter hebben dan wijzelf wekt het lijden van de ander bij ons geen medelijden op. We identificeren ons simpelweg lang niet altijd met anderen. We kruipen liever terug in onze eigen veilige wereld.
Dit is echter niet Gods plan. Paulus zegt heel nadrukkelijk: Door het geloof in Christus Jezus bent u allemaal kinderen van God geworden. (…) Er kan nu geen sprake meer zijn van Jood of niet-Jood, van slaaf of vrij man, van man of vrouw, want in Christus Jezus zijn wij één geworden. (Galaten 3:26 en 28 HTB).
Met andere woorden, Paulus maakt duidelijk dat degenen die Jezus als Heer hebben aangenomen kinderen van God zijn – ze horen bij Hem. We zijn gelijkwaardig en we zijn allemaal familie door Hem.
Ik geef om mijn familie – zij zijn waardevol voor mij (en nog meer voor God). Ik kan niet rusten als iemand in mijn familie lijdt. Ik kom in actie als iemand in mijn familie onrecht wordt aangedaan. Liefde vereist actie.
God geeft nog veel meer om ons, dan ik om mijn familie. Hij stuurde zelfs Zijn zoon om ons te redden en ons tot Zijn kinderen te maken. Kunnen wij dan ongevoelig blijven en wegkijken als veel van onze familieleden getroffen worden door moeiten en ellende?
De apostel Johannes had gelijk toen hij schreef: Vrienden, wij moeten ophouden te zéggen dat we van elkaar houden. Wij moeten echt van elkaar houden en het uit onze daden laten blijken. (1 Johannes 3:18 HTB). Johannes roept ons op om alles wat we zeggen ook te voelen en ernaar te handelen. Laat het liefde zijn – naar het voorbeeld van Jezus – die ons naar anderen toe beweegt.
In Hem verbonden,
Daniël en Silene