Iedere week wordt er een bijeenkomst gehouden met de tuinders. Dat zijn zo’n 30 mannen en vrouwen, die een volkstuin hebben op het terrein van de zending in Sabinopolis. Sommigen van hen zijn gelovig, maar de meeste niet. Iedere week wordt er een bijeenkomst gehouden met de tuinders. Dat zijn zo’n 30 mannen en vrouwen, die een volkstuin hebben op het terrein van de zending in Sabinopolis. Sommigen van hen zijn gelovig, maar de meeste niet. Om 8 uur komt Denise, de maatschappelijk werkster het terrein op rijden. De tuinders zijn er dan al lang; ze zijn druk bezig met hun tuin water te geven, te wieden of te zaaien, of de groente die klaar is om geoogst te worden in grote manden te doen, om mee te nemen naar het dorp. Daar wordt het grootste deel van de groente verkocht, en een deel gaat mee naar huis, voor eigen gebruik. “Mensen, komen jullie, het is tijd!” Iedereen stopt z’n bezigheden en gaat naar het open gebouw, dat temidden van de tuinen staat. De mensen nemen plaats op de banken van lange planken, die tegen de muren aan zijn gebouwd. Arme mensen, met gezichten die getekend zijn door ontbering en gebrek. Denise begint met gebed, en een verhaal uit de Bijbel. Deze keer gaat het over het Paasfeest, het bloed op de deurposten en de dood van alle eerstgeborenen. Maar met het bloed op je deur, stierf je eerste kind niet. En hoe nu de Heer Jezus ons redt, ook door bloed: Zijn eigen bloed. Het Evangelie wordt duidelijk uitgelegd. In alle projecten van het zendingswerk wordt in iedere bijeenkomst het Evangelie gebracht. Veel mensen vinden op deze manier de Heer. Dan komen de praktische dingen aan de orde, zoals: “Wie weet een boerderij waar we mest vandaan kunnen halen?” Iemand kent een boer die wel mest wil geven en met een groepje zullen ze een kar mest halen. “Wie weet wat er met mevrouw Cida aan de hand is? Haar tuin lijkt wel een oerwoud! Ze komt niet wieden en water geven!” Mevrouw Cida is ziek, weet er een. Samen besluiten ze voor haar tuin te zorgen tot ze beter is. “Iemand heeft mijn schop gestolen! Wie weet wie het gedaan heeft?” “Ik zag een kind met jouw schop lopen, misschien is die alleen maar geleend” “Het is volgende week de tijd om wortels te zaaien. Wie weet waar het goedkoopste zaad wordt verkocht?” En zo is er een kameraadschappelijke verbondenheid tussen de tuinders. Allemaal zijn ze arm, verdienen ze minder dan een minimum-salaris (Fl 200,-) per maand. Maar met de verkopen van groente verdienen sommigen meer dan een minimum salaris per maand bij! Ze zijn erg blij met en dankbaar voor hun tuin! Na de bijeenkomst worden de volle manden met groente op het hoofd geladen en dan lopen de tuinders de 2 km terug naar het dorp, waar ze allemaal hun vaste klanten hebben die dagelijks hun groente kopen.